woensdag 12 december 2012


Ultraista: “Ultraista” (I Am Fortified / N.E.W.S)

4.5

 Ultraista. Op papier een supergroep. Met topproducer Nigel GODrich en drummer & longtime buddy Joey Waronker in de gelederen. Aangevuld met de geëlektrocuteerde bosnimf Laura Bettinson , die ze , afgaande op het wazige stream of consciousness-eindresultaat, toevallig tegen het lijf liepen tijdens een gegidste bospaddestoelenwandeling in de uitgestrekte wouden van het Engelse graafschap Kent. Het verhaal van het bos en de bomen.

De her en der overlappende muzikale cv’s van beide heren bestrijken een aanzienlijk uitgestrekt gebied van de recente popgeschiedenis. Zo zat Godrich aan de knoppen bij ondermeer Pavement, Air, Travis, Sir Paul McCartney, Charlotte Gainsbourg  en natuurlijk, we zouden het nog vergeten, quantité non négligable Radiohead. Waronker drukte dan weer zijn stempel op releases van Other Lives, Lisa Germano en Eels en mocht de vellen beroeren bij acts als Beck, REM, Bat Fot Lashes, Gnarls Barkley en The Smashing Pumpkins. Sinds hun samenwerking tijdens Beck’s Mutations uit 1998 hebben ze een continue aan-uit relatie gehad. Meest recent te noteren wapenfeit is hun bijdrage aan die andere, door Thom Yorke opgerichte superband Atoms for Peace, van wie we in het voorjaar van 2013 het eerste full album Amok mogen verwachten. Een meer formele alliantie tussen de 2 multi-instrumentalisten annex producers zat er onvermijdelijk aan te komen. Het sporadisch aanmodderen in de studio moest en zou plaats ruimen voor een meer doelgerichte aanpak. Op aangeven van een vriend neemt Godrich Waronker mee naar een concert van Dimbleby & Capper, het elektronische popproject van zangeres/artieste Laura Bettinson. En,lap, even later is Ultraista een feit.

Het mission statement van het project zit onlosmakelijk vervat in de herkomst van de naam. Ultraista verwijst naar Ultraismo, de Spaanse literaire kunststroming uit het begin van de 20e eeuw, die zich toelegde op het doorbreken van alle gangbare literaire conventionele barrières. Op dezelfde manier probeert de groep zich niets aan te trekken van de regels eigen aan het traditionele (pop)songschrijverschap. Muziek is voor het trio in eerste instantie bedoeld als visuele stimulatie, waarbij een nummer herleid wordt tot zijn naakte repetititieve essentie.
Als we vertrekken van deze beperkende zelfopgelegde premise dan is hun missie zonder meer geslaagd. Nemen we muzikale relevantie en opwinding als criteria dan moeten we eerder van een mislukt experiment spreken. Zo is er te weinig variatie in en tussen de nummers. De songs zijn allemaal opgebouwd rond een schijnbaar toevallig bijeengejammed centraal thema, dat minutenlang wordt aangehouden zonder al te veel spectaculaire wendingen. De groepsleden delen dezelfde voorliefde voor Afrobeat, groove-based elektronische muziek en beeldende kunst. En tijdens het productieproces luisterden ze naar kunstzinnige high-class pop à la Talking Heads en White Rabbits. Dit levert een flink potje hermetisch afgesloten elektronische kraut-pop op. Een heel album lang zijn ze vrij consistent in het optrekken van een mistig en claustrofobisch dichtgeplamuurd geluidsgordijn. Stagnerende ontwikkeling zonder verrassende wendingen of enige significante progressie.


Het titelloze debuut bevat overduidelijke verwijzingen naar het iets sterkere The Eraser”, het solo-album van opperlodderoog ThomYorke uit 2006. Na de intro van "Bad Insect" verwacht je trouwens dat hij ieder moment de studio komt binnengewandeld en een duet inzet met lady Bettinson, wiens beperkte stembereik en zeurende intonatie helemaal niet bijdragen tot de empathische inleving van de luisteraar. Er werd duidelijk veel aan het toeval en de momentane ingeving overgelaten. Over haar teksten zegt ze zelf:  I would mumble some stuff in". Dat zegt genoeg. Was Nigel niet beter op zoek gegaan naar een jong onbekend vocaal soul talent om de nummers wat meer draag- en spankracht te geven ? Een enolatip: Aluna Francis van het pop-step duo AlunaGeorge, verantwoordelijk voor de actuele buzzsingle "Your Drums, Your Love" (in de Friendly Fires-remix).

De cd laten starten met het sterkste nummer blijft verkoopsmarketingwijs natuurlijk de meest uitgekiende truuk van de foor. Inpakken en wegwezen. Maar als de argwanende muziekliefhebber beslist om de hele rit uit te zitten en bedreven de skip forward toets begint te hanteren, zal de hoofdtelefoon snel terug aan de haak van de luisterpaal hangen. Na 3 songs zakt het niveau als een geleipudding in elkaar en groeit het besef dat alle nummers aan dezelfde rigide gietvorm ontsproten zijn, waaraan de groepsleden hondstrouw en quasi maniëristisch hun distinctieve bijdrage leveren.

 Erg storend zijn de aritmische en te sterk op de voorgrond geproducete synthstoten, die met druk gesticulerend ellebogenwerk alles en iedereen opzij duwen. En dit gebeurt zowat in elk nummer. Wanneer er wat mengpaneelschuifjes naar beneden worden gehaald en Joe Waronker's ritmische inventiviteit wat meer ademruimte krijgt, wordt het genieten. Check de outro van “Bad Insect” of de aansluitende intro van "Gold Dayzz"met het opgefunkte Portishead-drumpatroon, dat even de hoogdagen van de "Headz"-compilatie van het toonaangevende Mo'Wax-label weet op te roepen. Het plagerig heen en weer gepor tussen de baslijnen en de ritmische inventiviteit van deze werelddrummer levert een intrigerend duellerend samenspel op. Percussieve details die zich als zoemende stoorzendertjes in je geoefend oor nestelen. Polyritmische gelaagdheid om de vingers van af te likken. Koptelefoonmuziek pur sang. Tot die dekselse vacuumzuigende modulerende Pierre Henry- keys de pret weer komen bederven en elke vorm van post-operatieve opwinding ter hoogte van de schaamstreek de kop indrukken. De old school trip-hop feel van "Party Line" geeft ons even de hoop er voor goed van verlost te zijn. Het raam van de muftige hotelkamer wordt opengegooid. Zicht op zee. De roestige longen worden volgezogen met frische Luft. Tot de kwelduivelinnetjes,exact op 1:01, kortgerokt door de schoolpoort komen binnenwandelen. “Strange formula” klinkt vermoeid en sleurt zich kreupel en slaapdronken naar zijn intriest einde toe. "Come on and wash it over me" zingt Bettinson in "Wash It Over. Wacht even,meissie, we zijn direkt terug. Even een emmer ijskoud water halen.'t Zal dan wel over zijn. Afsluiten doen we met "You're Out". Hoezo "WE're out"? Wie het zegt begot.

Ultraïsta is het relaas van een pijnlijk gemiste kans. Vakkundig de nek omgedraaid door de ongebreidelde geldingsdrang van spil Godrich. Met de doelman uitgeteld op de grond, er als spits toch in slagen om vanop doellijn over te trappen. Om in de voetbalbeeldspraak te blijven: het is niet omdat je een alom gerespecteerde trainer bent dat je ook een aardig potje kunt voetballen. "Van het plein en schoenen uit, vrind !"


http://www.ultraista.co.uk



dinsdag 20 november 2012

Stubborn Heart: "Stubborn Heart" (One Little Indian Records / Konkurrent)

4.0

Het Britse “post-dubstep”-duo Stubborn Heart wordt als upcoming act vaak vergeleken met notoire key players als SBTRKT, Mount Kimbie, Jamie Woon of zelfs Jame Blake.
Je zou voor minder klamme handen en een bezweet voorhoofd krijgen. Zelf noemen ze het graag "electronic soul from the heart". Dat creëert natuurlijk duizelingwekkend hoge verwachtingen. Maar “the harder they come, the harder they fall”. En vallen doen ze . Wat overblijft is een uitgestorven echo en het schrijnend aanzicht van een te pletter geslagen getormenteerde schildknaap. Ergens beneden op de bebloede rotsen van, pakweg, de El Tajo-kloof in het Spaanse Ronda.

Om maar te zeggen: de geponeerde vergelijkingen gaan dus niet helemaal op. Of helemaal niet op. Een van de meest frappante verschillen schuilt in de afwijkende TR-808-like drumprogrammering van knopjesmanipulator Ben Fitzgerald. Net ietsjes te veel rechttoe rechtaan. Diepgaande gelaagdheid ontbreekt en er zit een pak minder verbreding en subtiele verfijning in het aangewende klankenspectrum. Vocalist Luca Santucci kennen we van eerder geslaagde samenwerkingen met acts als Leila, Plaid, Riton en Herbert. Maar de volgehouden zoetgevooisdheid, die hij hier etaleert, begint al snel epische en tenenkrullende proporties aan te nemen. En wat het vaak toegekende “post-dubstep”-predicaat betreft: kan er iemand komen aanwijzen in welke schuif we die dubstep kunnen terugvinden? Ofwel zijn we hier zo doof als een platgereden kwartel, ofwel kennen we er niets van. Het zal dit laatste wel zijn....

Het is natuurlijk niet allemaal kommer en kwel. Zo neemt opener "Penetrate" je mee op een bedwelmende emotrip naar een doorleefde bruine volkskroeg. Helemaal aan de andere kant van de toog meen je een zachtjes huilende Tracey Thorn te herkennen. Een gedigitaliseerde soul-tearjerker die vertroebelde herinneringen oproept aan “All Systems Gone”, de kamervullende moodsetter,/i> van Presence uit 1999. Aan de andere kant van het album worden we met open armen opgewacht door het al tweemaal eerder uitgebrachte “Need Someone. De white label-versie van deze opgepimpte post-funky torch-song leverde hen eerder al de nodige media-aandacht, een platencontract en een goedkeurend schouderklopje van BBC-coryfee Gilles Peterson op. Het bracht het duo zelfs binnen het radarbereik van onze eigenste Lefto.
Maar het parlando debiteren van de teksten, gecombineerd met Luca's hoge kopstem, geeft een net iets te melig en slaapverwekkend cachet aan de totaalervaring. Inderdaad een kristalheldere productie maar als je een seismografische print-out zou opvragen, benadert deze toch eerder de ontmoedigende flatline van een net overleden hartpatiënt.
De intro van "It's not That Easy" roept even de beklemmende sfeer van "In The Air Tonight " van, hou je vast, Phil Collins op. Heel even maar. "Two Times A Maybe" start veelbelovend met een ingetogen vertraagde subsonische dreiging à la Massive Attack. Het opgejaagde rhythmus komt onheilspellend op de voordeur kloppen maar gaat even later onverrichterzake bij de buren aanbellen . "Net iets te weinig prikkeledende variatie en zo goed als geen dynamische spanningsopbouw" lezen we in het juryrapport. En gaat de nieuwe single "Starting Block" de ronddobberende meubels nog kunnen redden ? Not.


Toegegeven,"Stubborn Heart" is op zich een verdienstelijke poging om tot een verkwikkende symbiose te komen van verschillende muzikale era's. De synths voelen vaak erg jaren 80 aan ("Better Than This”) en als het tempo even wordt opgedreven,komen er 90's house, intelligent techno en garage-referenties door het openstaande raam binnengewaaid. En aan soulhints zeker geen gebrek. De groepsnaam verwijst naar een krasse northern soul-track van Ernest Mosley en “It’s Not That Easy” is een digitaal verstilde cover van Reuben Bell & The Casanovas.
De algemene toon is smekend. Verterende verzuchting naar een onbereikbare of net verloren liefde. Ten huize Santucci is het duidelijk hommeles in het naarstig gebricoleerd liefdesnestje. Madam heeft de leefkuilzeteltjes zonet buiten bij het groot huisvuil gekieperd. Tot daar klopt het plaatje. Maar als iemand uitpakt met een visitekaartje waarop te lezen staat dat hij grossiert in “dark electronic soul from the heart” dan verwacht je de penetrante geur van een gebroken hart ondergedompeld in lekkend lithiumbatterijzuur. Niet dus. Op de een of andere manier komt hun discours noch authentiek noch doorleefd over. Weltschmerz verpakt in een draagtas van de Wibra. Geen soundtrack bij vergeelde, naar zurige kattenpis ruikende lampenkappen op een mistroostige hotelkamer maar placebo-soul, die zich kiplekker voelt op de zoveelste gratis Flair-cd.
 
Een echte diepgaande verdrietbeleving kan dit debuut dus niet evoceren maar ik zou de cd op deze moment toch ook weer niet  cadeau doen aan lost soul Patrick Janssens. Gecombineerd met een verdwaald scheermesje en gedempt kaarslicht zou dit wel eens een bloedig spektakel kunnen opleveren in 's mans badkamer. En als we ons dan toch half gesedeerd willen overgeven aan genuine electric soul, wachten we nog wel even tot de remastered deluxe box set van  Massive Attack's genrebepalend ijkpunt "Blue Lines" in de bus valt. Als die schlemiel van een postbode er tenminste niet mee aan de haal gaat.   

Stubborn Heart verzorgt op vrijdag 30 november het voorprogramma van SX in de AB Club  in Brussel


http://www.stubbornheart.com

woensdag 31 oktober 2012



BRNS: "De droomproducer voor onze volgende plaat? Marco Borsato"

Afgaande op het mistroostige artwork van hun minidebuut Wounded, moet het leven wel echt geen pretje zijn voor de heavy pop-adepten van het Brusselse BRNS. Niets van dit alles. Goedlachs maar gedreven en met een onwrikbare focus gaan ze op hun wel afgemeten doel af: het eigen geluid verder uitpuren. Om uiteindelijk met het ultieme eerste volwaardige album voor de dag te komen. Ze hebben er zelfs hun job voor opgegeven.  

 De bijnaam van BRNS-zanger/drummer Timothée Philippe is "Tim Clijsters". Een knipoog naar het Belgische tennisicoon Kim, en nu allemaal tegelijk, Clijsters. Niet omdat er enige fysieke gelijkenis zou zijn. Les gars sympas houden gewoon van tennis (of dat hebben ze ons toch proberen wijs te maken). En omdat Timothée tijdens concerten behoorlijk hard in het rond moet meppen om boven het wervelende groepsgewoel uit te komen. Wie het multi-instrumentale kwartet al eens live aan het werk zag, weet waar we het over hebben. Een concert van BRNS (Brains met een klinkerfobie) heeft vaak iets weg van een opzwepende evangelische misviering. Een pompend gospelspektakel met vooraan een bezwete, zwaarlijvige missionaris die verloren zieltjes tracht te winnen. De eerste tonen zijn vaak bestemd voor een handvol bedwelmde die-hard fans en een paar opgeschrikte passanten. Tegen het einde van de bezwerende gig wordt het moeilijk om in de volgelopen zaal nog een glimp van de bandleden op te vangen.

Rufthansa: Hoe belangrijk is die ongewilde single "Mexico” voor jullie bescheiden doorbraak?
 Timothée Philippe (drums/zang): ""Mexico" was de eerste persoonlijketrack die we met BRNS hebben geschreven. We speelden daarvoor in verschillende bands en brachten meer poppy, radiovriendelijke nummers."
Leyder: "Het echte belang van "Mexico"? Het is ons meest catchy nummer dat ons airplay en visibiliteit heeft bezorgd."
 Philippe: ""Mexico" is nooit een doelbewuste single geweest. Het stond op het 3-track album BRNS dat we in maart 2011 hebben uitgebracht. Met 3 compleet verschillende nummers. We waren zelfs een beetje verrast dat de media net dat nummer eruit hebben gelicht als potentiële fictieve single. En het heeft ons geen windeieren gelegd want als je wilt doorbreken in Frankrijk dan heb je een duidelijk herkenbare tube nodig, die gemakkelijk te pluggen is naar de radiostations. Het is ook een dankbare en herkenbare teaser om het publiek naar onze concerten te lokken en kennis te laten maken met onze eigenzinnige, exploderende en misschien net iets meer experimentele set. En daar is het ons om te doen."

Rufthansa: Trouwens, wat hebben jullie met Mexico? Uit het tekstfragment "I've never been in Mexico!" kunnen we alvast afleiden dat jullie er in ieder geval nog niet geweest zijn.
Leyder: "Helemaal juist (algemeen gelach). We zijn er nog niet geweest. Da's net als in het nummer "Mexico" van An Pierlé. Ze zingt 'A better place than Mexico is hard to be found' maar ze heeft het land zelf ook nog nooit bezocht. Voor zover ik weet toch niet."
Philippe: "Als we een song componeren, staat de zang nooit volledig apart. We beschouwen het als een extra instrument of arrangement. Niet meer en niet minder. We vertrekken dus nooit van een tekst op zich. 'I've never been in Mexico' floepte er opeens uit en dan hebben we er achteraf een verhaal rond verzonnen. Over een man, verloren in een koude woestenij, op zoek naar een beetje warmte. Dat is ook het onderliggende thema van de bijhorende videoclip."

Rufthansa: In die clip zie je vriend en acteur Réal Selliez naakt rondlopen in een eerder traditioneel Ardeens dorpje. Hoe hebben jullie dat voor mekaar gekregen zonder de gebruikelijke pek-en-veren behandeling? Het dorp laten evacueren?
Philippe: "We zijn gewoon heel discreet geweest (algemeen gelach). De opnames in de dorpstraatjes werden erg vroeg ingepland. Maar op het platteland staan de mensen blijkbaar een pak vroeger op dan in de stad. Een kleine vergissing waardoor we toch meer toeschouwers hadden dan verwacht."
Leyder: "Réal had een klein vijgeblad voor zijn spel maar dat zie je niet in de clip."
Rufthansa: De onderhuidse spanning, de suggestieve setting en het hoofdpersonage dat als aangeschoten wild wordt opgejaagd: de film Calvaire van regisseur Fabrice Du Welz uit 2004 is nooit ver weg.
Philippe: "Spot on. De film werd trouwens in dezelfde streek gedraaid en heeft ons wel degelijk geïnspireerd.”
Antoine Meersseman (toetsen/bas/percussie/zang): "De eindscène van Calvaire waarin je het personage, bedekt met bloed, door de sneeuw ziet rennen, was wel degelijk een referentie voor ons. We wilden in de clip dezelfde glaciale sfeer oproepen."

Rufthansa: Bestaat er zoiets als een (Franstalige) Brusselse muziekscène met bands als Montevideo, Great Mountain Fire en waar jullie dus ook deel van uitmaken? En gaat die breder dan enkel muziek met bijvoorbeeld vertakkingen in de kunstwereld? Zo hebben jullie samengewerkt met kunstenaar Carl Roosens, die instond voor het hoesontwerp?
Meersseman: "Er is wel degelijk een Brusselse scène. De basis wordt gevormd door Ghinzu met daarnaast groepen als Les Vismets, Montevideo en Great Mountain Fire. De bandleden kennen mekaar en dat resulteert af en toe ook in muzikale samenwerkingen. Wij hebben daarentegen een compleet andere achtergrond en horen niet echt bij het selecte groepje. Met die gasten van Great Mountain Fire hebben we nog samen op school gezeten maar daar houdt het dan ook op. Neen, we hebben dus helemaal niet het gevoel tot een bepaalde kliek te behoren. Je moet je trouwens ook niet te veel voorstellen. Het gaat eerder om gefragmenteerde, kleine underground gerichte entiteiten die hun eigen ding doen en niet echt bewust op zoek zijn naar cross-disciplinaire interacties." 
Philippe: "Carl is eigenlijk, net als wij zelf, een outsider. We hebben op onze eigen manier aan de weg getimmerd. We zijn gewoon beginnen op te treden zonder enige connecties met andere bands. Maar we zijn wel geboren en getogen ketjes."

Rufthansa: Tim en Antoine, BRNS is destijds opgestart met als doel muziek te kunnen maken die meer aan jullie persoonlijke smaak beantwoordde. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Philippe: "We speelden vroeger in diverse groepjes waarvoor we zelf geen muziek schreven en eerder de rol hadden van backing band. Erg frustrerend voor ons. Net op het moment dat we gestart zijn met zelf te componeren, werden we toevallig bedolven onder nieuwe muzikale invloeden met bands als Do Make Say Think, That Fucking Tank, Menomena, Battles, Le Loup."
 Meersseman: "We luisterden naar diverse math punk rock bands met een muzikaal discours dat we niet direkt konden vatten. Maar het heeft ons wel de ogen geopend."

Rufthansa: In recencies duiken steevast dezelfde namen op: Le Loup, 31 Knots, Animal Collective, Dodos, Foals, Menomena en, met stip op nummer 1, WULYF natuurlijk. Begint dat niet stilletjes aan een beetje op de zenuwen te werken of zijn het nog steeds eerder complimentjes?
Leyder: "Het is nog steeds flatterend."
Philippe: "Uitgezonderd WULYF dan misschien. Veel mensen vergelijken ons met hen. Al was het maar omdat we ongeveer gelijktijdig op de proppen zijn gekomen. En er zijn natuurlijk de overduidelijke overeenkomsten zoals de brede, uitgesponnen keyboardpartijen, krachtige drums en het typische ambient -aandoende gitaarwerk."
Leyder: "Ik heb inderdaad wel ergens een reverb-knopje staan (algemeen gelach)."
Philippe: "Feit is dat we die groep helemaal niet kenden op het moment dat we begonnen zijn met nummers te schrijven."

Rufthansa: Vanwaar de keuze voor een mini-album met “slechts” 7 nummers? Was het een kwestie van snel een staalkaartje af te leveren?
Meersseman: "Het zijn de 7 nummers die naar ons aanvoelen perfect afgewerkt waren op het moment van de keuze. Een EP-tje met een selectie eruit, vonden we net iets te min. En voor een volledig album was het nog te vroeg. Er is nog werk aan de winkel wat het geluid van de band en de songs op zich betreft. We zijn nog steeds zoekende. Wat je op Wounded te horen krijgt, is nog niet BRNS Grand Cru."
Leyder: "Klaar of niet, we hadden wel het gevoel dat we iets moesten uitbrengen. Al is het inderdaad misschien maar een visitekaartje naar de platenfirma's en organisatoren."

Rufthansa: Het album werd uitgebracht op het eigen Louis Records-label. We hebben er even naar gegoogled en niets gevonden. Vanwaar die low profile aanpak ?
Philippe: "Inderdaad gedwongen low profile omdat we momenteel geen tijd hebben om het label te promoten. Maar het paste gewoon in onze strategie om over alle deelaspecten de totale controle te behouden: label, management, … whatever. Om er zeker van te zijn dat we baas blijven over de muziek die we willen uitbrengen."
Leyder: "Het stelt ons in staat eigengereide keuzes te maken. Zoals bijvoorbeeld het artwork van de cd. Ik kan me best voorstellen dat bepaalde platenfirma’s hun veto zouden stellen."

Rufthansa: Gaan jullie ermee akkoord als we stellen BRNS in eerst instantie een live-band is en dat Wounded net niet die live-dynamiek kan oproepen?
Leyder: "Er is inderdaad nog werk aan de winkel. En dat is ook een van de redenen waarom we een mini-album hebben opgenomen en nog even willen wachten met de release van een eerste volwaardige cd. Het mag inderdaad allemaal iets dynamischer en krachtiger klinken. Wat niet wegneemt dat we erg tevreden zijn met het resultaat op Wounded."

Rufthansa: Timothée, kunnen of mogen we jou gerust de frontman noemen? Je verzorgt de leadzang en als drummer speel je een erg belangrijke rol. En creatief houd je blijkbaar ook strak de touwtjes in de hand. Zo sta je bij de Mexico-clip duidelijk vermeld als bedenker van het originele idee en art director. Of ligt dit wat gevoelig binnen de groep?
Leyder: "Opgepast,hé…"
Philippe: "Antoine en ik vormen de creatieve spil van de groep als het op het schrijven van de nummers aankomt. Wij leggen de basis en Diego (Leyder) en César (Laloux (toetsen/percussie)) spelen achteraf hun partijen in. Live zingen we met vier en zijn we tot het volgende compromis gekomen: hij die het minst hard kan zingen, mag het meeste aan bod komen en dus de leadzang voor zijn rekening nemen. En dat ben ik dan toevallig. Neen, effe serieus, ik beschouw mezelf niet als de frontman. BRNS is een viermansformatie. Punt."

Rufthansa: Stel dat er een producer moet, of beter, mag gekozen worden voor het eerste full album: hebben jullie een wish list bij de hand?
Leyder: "Oei, moeilijke vraag. Kan jij ons iemand aanbevelen?"
Meersseman: "Ik ga voor Marco Borsato."
Leyder: "Een naam die vaak circuleert is Steve Albini. Maar hij is misschien net iets te veel het vleesgeworden cliché als meest gevraagde droomproducer. Albini is een beetje een gimmick op zich geworden."

Rufthansa: En hoe moet het nu verder, jongens? Eind oktober vangen jullie aan met een kleine tournee in Frankrijk.
Et après? World Domination?
Leyder: "Oeps, big question."
Philippe: "Het zal een combinatie worden van toeren en werken aan nieuw materiaal. We hebben net onze job opgegeven om ons volledig op het BRNS-verhaal te kunnen storten. Zonder ons echter onder druk te zetten. Ook niet wat de releasedatum voor het eerste full album betreft."

 Concerten BRNS: 14 november STUK Leuven, 15 november Balzaal De Vooruit Gent, 1 december AB Brussel, 2 december Cactus Muziekcentrum Brugge en 14 december Glimps Festival Gent.


Louis Records / PiaS
http://www.brns.be



 

zondag 7 oktober 2012


Kid Koala: “12 bit Blues” (Ninja Tune/PiaS)
8.0

Kid Koala omschrijven als “no ordinary dj” is een understatement dat aanvoelt als een stuurloze Caterpillar 797B-truck, die het huis komt binnenrijden zonder aanbellen. Wat hij op zijn (eerste) turntable blues record etaleert aan masochistiche arbeidsintensiviteit, tart weerom alle zieke verbeelding
.

Verwacht geen radicale koerswijzigingen op 12 bit Blues. Da Kid blijft trouw aan zijn zelf opgelegd en stoïcijns volgehouden paradigma: het creëren van een versplinterd amalgaam, vol fijngehakte geluisdssamples en her en der bijeengesprokkelde stemstaaltjes. Netjes tot een vloeibare auditieve symbiose gesmeed door op en neer stuiterende fragmentarische ritmepatronen. Ook deze keer toont hij zich weer heer en meester in het atonaal ombuigen van lang aangehouden noten. De wereldwijd gerespecteerde em.prof.dr. in Turntablism hanteert de crossfader opnieuw met een duizelingwekkende snelheid waarbij de quasi onwaarneembare vleugelslag van de kolibrie verbleekt tot het meelijwekkende klapwieken van een zieke oude reiger. En hij blijft een guitige plaagstok door minutieus een meezuigende groove neer te zetten, die, op het moment dat je hem beet hebt, vakkundig de hakselaar wordt ingejaagd. Waardoor je met de rest van de olijke feestvierders in de gordijnen belandt.

Nieuw is wel  de gekristalliseerde uitgepuurdheid, die zich zowel manifesteert in de aangewende technologie (of net het gebrek eraan) als het opgegraven gearchiveerde bronnenmateriaal. Centraal staat de prehistorische E-mu SP-1200 sampler annex drummachine, een gegeerd collector's item uit de ver vervlogen gouden eeuw van de hiphop. De recente aanschaf ervan was voor hem een jongensdroom die in vervulling ging.
Het iconische pronkstuk behoorde (destijds) immers  tot het wapenarsenaal van o.m. agitatorenbureau Public Enemy, Cypress Hill en A Tribe Called Quest. Om het aan de praat te krijgen heb je floppy disks nodig en het eindresultaat is een miezerige sample van maximum 2,5 seconden. Nou moe…. Slachtoffer van dienst is ditmaal de blues. Neen, niet dat intrieste gevoel dat zich 's maandagsmorgens meester van je maakt. Wel het muziekgenre an sich. Bij het stamboomonderzoek naar zijn favoriete muziek kwam KK al snel tot het besef dat alle uitgetekende bloedlijnen naar deze oervorm verwijzen. Blues draait om het weglaten van alle franjes. Laagje voor laagje afschrapen tot enkel de onsplijtbare kern nog overblijft. Dat is ook wat de SP-1200 doet. Een perfect match dus.

Op dit blues 2.0-album is ook wel degelijk plaats voor oprechte dansbare opwinding. “2 bit blues” wordt gedragen door een straight forward opzwepende shuffle beat. Voor je’t weet sta je te heupwiegen voor de badkamerspiegel. Inclusief tennisracket en foute Björn Borg-haarband. De gitaarriff van “7 bit blues” werd blijkbaar via het keldergat van de voorstedelijke repetitieruimte van Blacroc stiekem opgenomen met een recordertje, gestolen in de lokale Tandy shop. Wie hier kan op blijven stilstaan, krijgt een lekstok.

Maar meestal wordt er flink wat gas teruggenomen. Vertraging en toonverlaging zijn de sleutelwoorden. De low pitched samples maken duidelijk dat blues en embryonale jazz vaak samen in hetzelfde bed hebben gelegen. De gedrogeerde loungy feel van David Lynch overgoten met een dodelijke cocktail van valium, alprazolam en oxazepam. Zo is het half verzopen “4 bit blues” het ultieme klaaglied van een stomdronken cotton picker, die, na een nachtje stappen in de lokale juke joint, in de gracht is gesukkeld. En er niet meer uit geraakt. Op kruipafstand van zijn sweet home Alabama. Op 't einde hoor je nog een verdwaalde mondharmonica,net voor ze uit de mond van de tandenloze busker wordt geklopt…

De multigetalenteerde Canadees houdt ervan blues standards met huid en haar te verscheuren tot bruikbare geluidspartikels. Als een opgejaagde (howlin’) wolf. Versplintering en vertwijfeling. Zoals de eindstations op de rails van het turbulente leven van de meeste bluespioniers. “9 bit blues” degenereert tot een eenzaam verduisterd schimmenspel met als actoren een verdwaalde stoomtrein imiterende harmonica en een ingetogen bluesy gitaardeuntje. Baron Toots Thielemans met zijn vingers in het stopcontact. Ik werd deze ochtend wakker. Vrouw weg met de buurman, huis leeggeroofd en herdershond opgehangen aan de perenboom in de tuin. Versteende Sehnsucht die je tot in de toppen van je tenen voelt. Een subtiele verwijzing naar de verstilde pracht van soundtrack bij het graphic novel "Space Cadet"-project, die hij in 2011 uitbracht.

Zonder het mogelijk te beseffen, heeft hij hier toch weerom pionierswerk verricht en de deur op een kier gezet voor een fictief herwaarderingsproject van het bluesgenre in se. Hij werpt zich onbewust op als de Alan Lomax van zijn generatie. Het lijkt wel alsof hij als enige vrijbuiter toegang heeft gekregen tot de verborgen archieven van het toonaangevende en legendarische blueslabel Chess. Om deze vervolgens verantwoord leeg te plunderen. Op naar een nieuw spin-off project à la Blue Note's Sidetracks ? 12 bit Blues klinkt in ieder geval als een spontane sollicitatiebrief gericht aan Third Man Records’ labelbaas Jack White.
http://kidkoala.com


vrijdag 31 augustus 2012


BRNS: “Wounded” (Louis Records/PiaS)

7.5

Wounded, het debuutalbum van het Brusselse BRNS, telt slechts 7 nummers. Schrappen is immers de kunst. Het bezorgt hen een aanmoedigend enolarapport van 7.5 op tien. Thuis laten tekenen en maandag terug meebrengen.

Toegegeven, we waren een beetje van onze (witte) sokken (in sandalen) geblazen toen we het ongeleide projectiel "Mexico" van BRNS voor het eerst hoorden. Zelden zo’n onweerstaanbaar meeschreeuwrefrein gehoord. Een dampende portie instante opwinding uit de grote Klankautomaat. Zou BRNS voor (jonge onstuimige) BRaNieS staan ? Neen dus. BRNS dien je uit te spreken als het meer ingetogen en celebraal uitgekiende BRAINS.  Naar aanleiding van de release van het mini-album Wounded van deze jonge Brusseleirs werd ten kantore enola in allerlijl een geïmproviseerde eenkoppige onderzoekscommissie opgericht. Opdracht: formuleer een zinnig antwoord op de volgende cruciale en hersenpijnigende vragen: zijn ze erin geslaagd  het verrassend hoge niveau van Mexico aan te houden ? En wisten ze hun overweldigend dynamisch livegeluid neer te poten in een steriele studiosetting ? Musicleaks-gewijs willen we alvast een beduimelde tip van de sluier oplichten.

Het antwoord op de eerste vraag is een kort maar krachtig "ja". De exact 35’ 42” durende roller coaster trip vol poppy postrock-arrangementen vangt aan met binnenkomer “Clairvoyant”.  De fade in ride cymbal intro wordt discreet vertrappeld door een aanzwellende Sigur Ros-meute, achternagezeten door meerstemmige vocale staccato harmonieën, waar de kroonprinsen van alt-J een patent op hebben. De ketjes zijn meesters in het gecontroleerd losgehen. Met een voorhamer subtiel op de voorruit tikken. Verrassend resultaat: een Carglass-barstje maar geen totale verbrijzeling. Beheerste overstuurde erupties, aangestuurd door retestrakke algoritmes, worden efficiënt gecounterd door lieftallige intermezzi met melodieuze akoestische gittaarrifs, een geïsoleerde beklijvende zanglijn (“I love you so !” in “Deathbed”) en/of een tegendraadse interventie van een verdwaalde xylofoon. Deze laatste idiofone weerhaken zijn trouwens zowat het BRNS-handelsmerk. Check de zuurstofverrijkende meerwaarde die ze opleveren in paradepaardjes “Mexico”,Deathbed” en “Here Dead He Lies”. En als het moment is aangebroken voor ongebreidelde chaos en apocalyptische gelaagdheid, zullen we het ook geweten hebben. “I don’t hear myself !” schreeuwt opperbrein (lead)zanger/drummer Tim Philippe, verdwaald in het epicentrum van de een of andere middelpuntvliedende geluidsdraaikolk. ’t Zal wel zijn

Net als zijn Mancunian evenbeeld WU LYF opereert BRNS netjes binnen de lijntjes
van het strakke "Heavy Pop"-idioom. De gelijkenissen zijn opvallend : de schreeuwerige en bijna overgeacteerde (lead)zang, het typische gaten opvullende slagwerk en het vaak melancholisch gitaarspel, dat bol staat van afwisselend delay, echo en reverb. De jongens hebben ongetwijfeld ook een subtiel verborgen gevoel voor humor. Zo staat de lieflijke  sfeer van "Thru The Graveyard" lekker ironisch haaks op de titel van het nummer. Dergelijke esoterische klanken roepen eerder het Fellini-beeld op van dartele bosnimfen die je tegemoet komen in mistig en met ochtenddauw bedekt Toscaans weidelandschap. Op't einde breekt de zon door en dalen de obligate rozeblaadjes neer. Een kerkhof ? Not. Humor maar ook een vreemde morbide fascinatie. Wat moet je anders denken van songtitels als “Deathbed”,Here Dead He Lies” en het net vermelde “Thru The Graveyard” ?
Het antwoord op de 2e vraag ? Een eerder twijfelachtig “ja”. BRNS is en blijft een intrigerende band die je in eerste instantie live moet ervaren. Qua productie is Wounded een verdienstelijke autodidactische poging, die hen ongetwijfeld het felbegeerde visitekaartje oplevert om vroeg of laat een topproducer binnen te halen. Zo hebben we niets tegen Kringloopwinkels maar de snaredrum klinkt als een gerecycleerde Dash-trommel en is op die manier vaak een belemmerende factor bij de opbouw naar de explosieve en dynamische crescendo’s. En nu we toch bezig zijn: het verbasterde Franglais en de bevreemdende uitspraak van frontman Tim(othée) doen je af en toe de wenkbrauwen fronsen. Met een “r” die eerder ombuigt naar een “w” is wielericoon Ewik Vandewaewden nooit ver weg. Zo wordt rollercoaster in “Here Dead He Lies” als snel worstenbroodje. Niet echt storend dus maar eerder sympathiek ontwapenend. “The Story Of Bible” krijgt van ons het label “een tikkeltje overbodig” mee. Net iets te weinig spankracht ondanks de plots opduikende sprankelende Vampire Weekend-gitaarriedel.

Los van dit alles: de BRNS-sneltrein dendert sinds kort met een rotvaart door het (overwegend Franstalige) muzieklandschap. Zo had het multi-instrumentale kwartet uit de hoofstad uitnodigingen op zak voor ondermeer Dour, Les Ardentes en Rock en Seine . En het najaar zit ook al netjes volgeboekt tot eind november met concerten in Frankrijk, België, Luxemburg en Zwitserland. Op die manier lijkt het zelfs een beetje vreemd dat ze (in extremis) niet werden toegevoegd aan de Pukkelpop 2.0-affiche. Want , naast hun ijzersterke livereputatie, heeft hun debuut Wounded intrinsieke kwaliteiten genoeg om hen vroeg of laat een stek te bezorgen op dergelijke sleutelevenementen (boven de taalgrens).

http://www.brns.be